Algemeen
- De gewone tapijtkever (Anthrenus verbasci Linnaeus)
- De australische tapijtkever (Anthrenocerus australis Hope)
Van nature zijn de larven van de tapijtkever aaseters. Vaak worden ze gevonden in oude verlaten vogelnesten. Bij uitzondering dienen plantaardige stoffen als voedsel. De volwassen tapijtkever worden zomers veelal op bloemen aangetroffen, waar ze zich voeden met stuifmeel en honing. Deze komen in Nederland algemeen voor. Een enkele in huis voorkomende tapijtkever kan een toeval vondst zijn zonder dat er sprake is van schade. De tapijtkever kan bijvoorbeeld een overwinteringsplaats in huis hebben gezocht of in het voorjaar of in de zomer toevallig binnen zijn gevlogen. In die gevallen is een bestrijding met insekticiden volstrekt overbodig.
De larven zijn over het algemeen goudbruin behaard. Aan het achterlijf treft men enkele bosjes langere haren aan. De vorm van de larven is wat gedrongen en bereiken een lengte van 4-5 mm. De tapijtkever zijn ovaal van vorm en ca. 2-3 mm lang. Ze zijn dofgekleurd vooral in zwart en bruin met hier en daar wat lichtere rafelige vlekken of banden. Tapijtkevers ondergaan een volledige gedaanteverwisseling.
Bestrijding
Om de tapijtkevers te bestrijden moeten alle schuilplaatsen waar larven worden aangetroffen behandeld worden met een residueel werkend insecticide. Hierdoor wordt op de bespoten plaatsen een effect verkregen dat nog enkele maanden zijn dodelijke werking op de insecten behoudt. Denk hierbij vooral aan plinten, naden en kieren en onder de randen van de vloerbedekking. Ook is het aan te bevelen om voor de behandeling zeer grondig te stofzuigen, vooral op moeilijk bereikbare plaatsen. Kinderspeelgoed moet voorafgaand aan de behandeling worden opgeruimd. Bij behandeling van de kasten kan speelgoed in plastic zakken worden verpakt.